‘Een gesprek’ van Toon Tellegen

‘Een gesprek’ van Toon Tellegen

Vraag over vraag

Wat doen we als we een vraag stellen? Die vraag (die in feite een vraag over een vraag is) houdt me al een tijd bezig. Voor een antwoord kun je alle kanten op en dat doe ik dan ook. Ik kijk naar de vele betekenissen die een vraag kan hebben, naar de vele soorten vragen die worden onderscheiden, naar grappen over vragen, en zo nog meer.

Gedichten

Ook zoek ik naar gedichten waarin het stellen van een vraag een belangrijk thema is. Zo ‘scande’ ik een verzamelbundel van gedichten van Toon Tellegen en stuitte ik op het gedicht Een gesprek. Een op het eerste gezicht door de gemakkelijk herkenbare woordkeus en zinsbouw eenvoudige maar bij nader inzien toch raadselachtige tekst. Het ziet er zo simpel uit, maar wat staat er eigenlijk? Waar gaat dit over?

Toon Tellegen (bron: Wikipedia)

En zoals dat gaat, je gaat lezen, verbaast je over de associaties die worden opgeroepen door de tekst zelf en naar andere gedichten.

Ik nodig je graag uit om met me mee te lezen en te genieten van het mini-universum dat Tellegen zo treffend weet op te roepen. (En als je eigen gedachten een andere kant opgaan dan is dat een bewijs te meer van de rijkdom van dit gedicht).

Allereerst het gedicht.

Een gesprek

‘Waar zullen wij afscheid nemen?’
‘In de regen.’
‘Zullen we schuilen?’
‘Nee!’
‘Hoe zullen we ons voelen?’
‘Ziek, vals en verlegen.’
‘Wat zullen wij zeggen?’
‘Wij zullen het niet weten.’
‘Wat zullen wij denken?”
‘Was het maar gisteren, morgen of nooit.’
‘Zal een van ons gelijk hebben?’
‘Geen van ons zal gelijk hebben.’
‘Zullen we elk een andere kant uitgaan?’
‘Wij zullen elk een andere kant uitgaan.’
‘Zullen wij omkijken?’
‘Een van ons zal omkijken. Stilstaan, aarzelen en omkijken.’

Zo spraken zij met elkaar, telkens weer opnieuw.
Maar zij vroegen nimmer wie. Wie
zou omkijken. Wie.

Gesprek

Het is alsof we gelijk bij aanvang al, een gesprek binnenstappen, ons oor te luisteren leggen bij een conversatie die vermoedelijk al aan de gang was. Het gaat over afscheid nemen, en dan weet je: aan een afscheid gaat iets vooraf, een ontmoeting, een verblijf, een gesprek.

Hoeveel personen nemen deel aan het gesprek? Het staat er niet, maar alles lijkt erop dat het om een tweegesprek gaat. Mannen, vrouwen, man en vrouw? We weten het niet.

Het gesprek gaat nog niet om het echte afscheid, het is geen afscheidsgesprek. Het is een gesprek dat een voorbereiding wil zijn op dat afscheid, het voorbereidt.

Ze stellen elkaar vragen (of beter: er is een vragensteller en iemand die antwoord geeft) – vragen die ‘procedureel’ overkomen en in de toekomende tijd zijn geformuleerd. Het lijkt te gaan om afspraken voor als het zover is.

Een iemand

De vragen en antwoorden gaan over heel verschillende dingen. Over uiterlijke omstandigheden zoals het weer en de plek, maar ook over gevoelszaken en denken. Het gaat over wie gelijk heeft, of er nog iets gemeenschappelijks is (de richting) om tenslotte te concluderen dat het verschil definitief is. Er zal maar één iemand omkijken.

Iemand stelt vragen, iemand antwoordt. De antwoorden leiden niet tot een verdiepingsvraag over het laatstgegeven antwoord. Er wordt gewoon een andere vraag gesteld, een vraag over een andere afweging.

Luisteraar

En dan is daar die derde, die mee-luisteraar die in een zekere verwondering achterblijft. Zijn wij dit zelf?

Door de aanwezigheid van de luisteraar komt het tweegesprek in een ander licht te staan, gesymboliseerd door de aanhalingstekens.

De luisteraar doet twee belangrijke waarnemingen. De eerste is dat dit gesprek zich steeds herhaalt (‘telkens opnieuw’). De tweede dat het juist op het meest essentiële punt niet doorvraagt: wie zal stilstaan, aarzelen en omkijken?

Om even bij dat tweede te kijken, dat ‘omkijken’. Nou, daar raken we aan iets wel heel erg bekends. We kennen het omkijken uit de poëzie (Dante’s Divina Commedia) , de mythologie (Orpheus en Eurydice), de Bijbel (de vrouw van Lot). Hoe risicovol kan omkijken zijn!

Melodramatisch

We kunnen ook filmisch naar de situatie kijken, als een regisseur die er een pakkende video van maakt. Ik denk aan een uitzoomende camera gericht op een zich steeds wijder openend landschap, waardoor de afstand tussen twee scheidende personen steeds groter wordt. En dat dan een van de twee omkijkt waarbij de camera weer inzoomt op die blik.

Het is een romantische en tegelijk tragische (of wellicht beter: melodramatische) scene.
Maar nee, zo ver was het nog niet. We zaten nog in de voorbereiding van het afscheid.
Mijn fantasie gaat hier met me op de loop.

Spijt

Als ik weer dichter bij de tekst blijf dan komt het woord ‘spijt’ bij me op, spijt om wat definitief verloren lijkt te gaan, bijna tot het verleden gaat behoren. En dat dan niet te willen aanvaarden.

Omkijken als een vorm van verzet daartegen dat machteloos is en vergeefs als niet ook de ander tegelijk omkijkt. Alleen dan is er terugkeer mogelijk.

Wacht, ik ga alweer te snel. We weten meer!

‘Een van ons’

‘Een van ons zal omkijken’ zegt een van de twee. Wie zal dat zijn? Zal dat niet degene zijn die de opmerking maakt? Want hoe kan die dat anders weten? En daarmee is dit een poging om het afscheid te keren. Toch? Zo lees ik dit tenminste.

‘Maar ze vroegen nimmer wie. Wie zou omkijken.’ ‘Ze”, meervoud. Ja, misschien voor de derde die toekijkt. Die houdt het kennelijk nog helemaal open.

Tragiek

Maar is de situatie voor die twee zelf nog wel zo open? Nee, ik denk niet voor de twee die in gesprek zijn. Immers, een van de twee zal omkijken en weet uit het uitblijven van de reactie van de ander op de vraag al, dat dit hopeloos zal zijn. Hier ligt de tragiek van de situatie mooier verborgen in de tekst dan in de zoete, melodramatische scene uit een denkbeeldige film. En precies dat is de kracht van de dichtkunst van Toon Tellegen. Hoe die feilloos emoties weet te verwoorden in poëtische teksten die telkens een heel eigen ruimte openen waarin het soms moeilijk binnentreden is. Een gedicht dus met daarin verscholen diepmenselijke tragiek.

Ben ik er nu? Is alles hiermee gezegd? Ik denk het toch niet.

Telkens weer opnieuw’

Er is nog dat raadselachtig zinnetje dat de luisteraar opmerkte en dat ook mij als lezer bezig houdt:

‘Zo spraken zij met elkaar, telkens weer opnieuw.’

Dat ‘telkens weer opnieuw’ dat wijst op een iteratief gebeuren, een herhaling van zetten zou je kunnen zeggen, zonder een stap verder te komen. Maar hoe dan? Er zullen intervallen geweest zijn. Van een uur, een dag, dagen, weken, maanden? Zo komt dit ene gesprek te staan voor een reeks gelijke situaties. Trouwens, zijn ‘telkens’, ‘weer’ en opnieuw’ niet drie manieren van zeggen van hetzelfde?

Verzet

Ik denk door die paar woorden (‘telkens weer opnieuw’) aan het sudderen van een relatie, die eigenlijk al voorbij is maar zich nog voortsleept naar een einde, ergens in de nabije toekomst. De een heeft er al genoeg van, de ander tegen beter weten in, nog niet, want …. Juist die laatste weet dat het afscheid pas echt onherroepelijk is als de ander niet terugkijkt. En daarom wordt dit definitieve moment steeds vooruit geschoven. Precies daarom worden er geen vervolgvragen gesteld.
Het niet-vragen is vorm van verzet tegen de onherroepelijkheid.

Vragen en niet-vragen

Het niet-vragen als tegendeel van het vragen, We kennen ze als twee manieren om verzet te plegen. In dit gedicht het niet-vragen. In een ander gedicht, van Remco Campert wordt het tegengestelde prachtig verwoord. Het stellen van een vraag dus als het begin van verzet. Hij doet dit in deel 2 van het drieluik ‘Iemand stelt een vraag’:

Verzet begint niet met grote woorden
Maar met kleine daden.

(…)

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen.

Toen ik dit artikel in concept liet lezen aan Hettie Marzak wees zij mij op een ander gedicht, ‘Een afspraak’ van de dichter Wu Mei, naar aanleiding van het studentenprotest op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989:

Afspraak

Wat spreken we af?
Dat we elkaar weer zien.
Waar zal dat zijn?
Waar ze ons zullen laten.

Wat zullen we doen?
Wat ons maar invalt.
Wat willen we dan?
Wat we altijd gewild hebben.

(…)

Wat spreken we af?
Dat we er zullen zijn.

Wat is dit mooi he?! Teksten die zelfstandig gelezen kunnen worden, als autonome dragers van eigen betekenis en tegelijk verwijzen naar andere teksten, naar andere gedichten in dit geval.
De overeenkomsten zijn opvallend.
Mooi.

‘Een gesprek’ van Toon Tellegen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *