Alles digitaal?
Op dit moment nader ik het einde van In Europa van Geert Mak, zijn imposante geschiedenis van het negentiende-eeuwse Europa uit 2004. Een paar jaar later werd het boek verfilmd en in twee seizoenen door de VPRO uitgezonden. Ik lees de e-book-versie die 916 pagina’s telt. Dat scheelt een hoop gewicht. Handig dus, of toch niet?
Hoe groter en dikker een boek, hoe meer je met je meezeult als je buiten de deur wilt lezen. Neem een andere pil die ik vorig jaar las: Iemand zijn van Joep Dohmen, een prachtig gebonden uitgave van 813 pagina’s. Gewicht: 1307 gram. Kijk, dat neem je niet even mee als je in de trein een half uurtje wilt lezen. Dan is een e-reader handig.
Onlangs waren we zes weken op pad met een goed gevulde e-reader in onze rugzak. Zo praktisch! Om nog maar te zwijgen over alle papier dat wordt bespaard, de lagere prijs van de boeken, het grote aantal dat er op te zetten is. Een en al voordeel dus.
En toch, voor bepaalde boeken verkies ik toch echt de hard copy boven de digitale versie. De meeste romans laten zich prima met de e-reader lezen, voor non fictie ligt dat anders. Ik maak graag aantekeningen in een boek, sla nog eens terug of juist vooruit, herlees een bepaalde passage, gebruik post its om cruciale pagina’s snel terug te kunnen vinden. Ook niet onbelangrijk: de geur en de wisselende kwaliteit van het papier, en die o zo simpele handeling van het omslaan van een pagina. Daar kan het vegen op de e-reader echt niet tegen op.
Ik weet het zeker: ook al zal de e-reader het in bepaalde genres (romans bijvoorbeeld) misschien winnen van de hard copy, helemaal verdwijnen zal het echte boek nooit.