Beeldspraak
Als we het hebben over leesplezier dan doen we dat vaak in beelden, met name metaforen. Om iets (‘leesplezier’) duidelijk te maken vergelijken we datgene met iets anders. Zoals: ‘Ik heb vroeger alle deeltjes van de Kameleon verslonden’.

Natuurlijk heb je die boeken niet echt in een razend tempo opgegeten. Je gebruikt alleen het beeld van de hyena die als een razende zijn prooi aan stukken scheurt als beeld voor je gretigheid van toen.
Als we woorden tekort komen om iets te benoemen of als we iets juist heel beeldend onder woorden willen brengen, dan kiezen we voor een metaforische vergelijking. Voor lezen en de ervaring van leesplezier worden heel veel en heel verschillende metaforen gebruikt.
Zo zegt men wel eens: ‘een goed boek is voor mij een venster op de wereld’. Een prachtig en veelzeggend beeld! Het drukt uit dat je al lezende zicht krijgt op de wereld waarin je leeft.

De uitdrukking ‘venster op de wereld’ is tegelijk een ruimtelijke en een zintuigelijke metafoor. Ruimtelijk omdat een venster een ruimtelijk voorwerp is dat geopend kan worden en ook weer gesloten, zoals je jezelf kunt openen of afsluiten voor de betekenis van wat je leest. En zintuigelijk omdat je door het openen van het venster je zintuigen inzet in de verkenning van de andere kant: ogen die kijken, een neus die ruikt, de huid die de wind voelt, oren die omgevingsgeluiden opvangen,… In dit voorbeeld: een goed boek spreekt al je zintuigen aan en activeert zo je verbeelding in alle richtingen.
Vaak realiseren we ons niet meer dat de woorden en uitdrukkingen die we gebruiken hun betekenis oorspronkelijk ontlenen aan een vergelijking. De metafoor heeft dan zijn actieve werking verloren, zoals een dode vulkaan een gewone berg is geworden. Maar soms, soms kun je die vulkaan weer nieuw leven inblazen.
(Dit artikel verschijnt gelijktijdig als column in de Voorschotense Krant)