Woordenschat
Lezen vergroot je woordenschat en je kennis van de wereld. Dit is onmiskenbaar waar. Het is een van de redenen om veel voor te lezen aan kinderen. Mooie verhalen, graag met plaatjes want dan komen ze lekker knus naast je zitten om mee te kijken.
De keerzijde is even waar. Lezen confronteert je met je gebrekkige woordenschat. Dat je zinnen of hele alinea’s gewoon niet begrijpt omdat je woorden niet kent. Een aantal malen heb ik die ervaring gehad.
Het zal in het schooljaar rond 1967 geweest zijn dat we op de HBS klassikaal begonnen met het lezen van Nederlandse literatuur. De Camera Obscura van Hildebrand en ook Het fregatschip Johanna Maria van Arthur van Schendel.
Bij Hildebrand kregen we vaak aardige uitleg van de leraar die dan wees op de, voor de latere en nog jonge lezer ontoegankelijke humor in de tekst.
Bij het tweede boek was dat minder het geval. Zoals de titel al zegt, een boek over een bepaald type schip. In de tijd waarin dit verhaal speelt, is dat schip nog uitgerust met zeilen van verschillende omvang en met verschillende functies. Ik herinner me nog goed dat ik hele stukken miste omdat ik allerlei benamingen van masten en raden niet kende. En zo nog heel veel meer scheepstermen.
Misschien dat ik al die onbekende woorden nu zou gaan opzoeken op internet. Gewoon even googelen. Alle informatie is immers binnen een paar tellen beschikbaar. Met plaatjes en al. Toen nog niet dus.
Een aantal jaren later, toen ik op de universiteit zat, vertelde een van de docenten, een latere hoogleraar, eens dat ze in haar eigen studententijd een Engels boek las waarin veelvuldig het woord mute voorkwam. Pas nadat ze het boek uit had, hoorde ze dat een van de belangrijkste personages stom was.
Het deed me goed.
(Dit artikel verschijnt gelijktijdig als column in de Voorschotense Krant)