Rake zinnen
Vaak schrijf ik ze over: mooie, rake zinnen, interessante gedachten, of treffende observaties die ik al lezend tegenkom. Soms zijn het hele alinea’s, soms slechts enkele zinnen. Door ze over te schrijven isoleer ik ze uit de context waarin ze geschreven werden. Dan blijken dat ze krachtig genoeg om een zelfstandig leven te leiden. Ik doe een greep uit de verzameling.
Ik begin met een meesterlijke observatie uit De storm van de Deense auteur Jens Christian Grøndahl. De passage volgt op een wat ingewikkeld gesprek tussen twee echtgenoten:
‘Het moment was als een perfect rijpe vrucht, de steel kan hem nog maar net dragen en je hoeft alleen maar te wachten tot hij valt. Ik kon de zachte bons al horen.’
Dit fragment is als een stilleven van de Nederlandse schilder Henk Helmantel. Het is een prachtig beeld voor iets dat zich afspeelt in een fractie van tijd. De volzin drukt een verwachting uit, die het denken al aanspoort tot de volgende stap.
De zin die erop volgt verwijst naar de vervulling van die verwachting, een vervulling die zich nog niet voltrekt maar desondanks al volop aanwezig is. Ook in onze verbeelding als lezers horen we de zachte plof al waarmee de auteur een beroep doet op ons gehoor. In het fragment als geheel worden dus twee zintuigen aangesproken, het oog en het oor.
Het tweede voorbeeld ontleen ik aan De louteringsberg van Marcel Möring. Ook hier een stilleven maar dan anders. De verteller doet verslag van zijn observaties vanuit zijn hooggelegen woning in het bos.
‘Ik heb vossen met hun schuldbewuste, sjokkende gangetje, pluimige staart tussen de achterpoten, voorbij zien komen. Ik heb reeën ontmoet en hen verbijsterd zien verstarren, alsof ze zich ineens bewust waren van die meest existentiële aller vragen: ben ik dan niet alleen? Nerveuze konijnen, die altijd lijken te aarzelen tussen blijven zitten en het noodlot aanvaarden of halfhartig wegwippen. Eén keer een borstelig wild zwijn dat uitdagend bleef staan en mij leek uit te nodigen om hier en nu uit te maken van wie dit bos eigenlijk was.’
Ook nu ik dit opnieuw lees, geniet ik van dit fragment. De precisie waarmee de schrijver de dieren neerzet! Eén kenmerk is voldoende om in essentie volledig te zijn.
Ik ben een liefhebber van zinnen en gedachten die elkaar opvolgend een interessant contrast opleveren. Jonathan Safran Foer schrijft in Extreem luid & ongelooflijk dichtbij:
‘Verlegenheid is als je je afkeert van iets wat je wilt. Schaamte is als je je afkeert van iets wat je niet wilt.’
Hier worden twee ongemakkelijke gemoedstoestanden achter elkaar en tegenover elkaar geplaatst. In beide gaat het om een afkeren en om een (niet) willen. Maar wat een verschil!
Nog een mooie. Theo de Boer schrijft in De God van de filosofen en de God van Pascal het volgende:
‘Scheppen is iets maken uit niets, vergeven is niets maken uit iets.’
Zo’n zin is voor mij van een ongelooflijke schoonheid en kracht: zo compact, zo’n prachtige alles of niets tegenstelling, en bovendien: zo direct duidelijk.
Iets ingewikkelder, maar wel mooi is deze van Ann van Sevenant in Filosofie in honderd woorden. Eentje die je twee keer moet lezen:
‘Hopen is geloven dat iets mogelijk is. Geloven is hopen dat iets niet onmogelijk is.’
Ik sluit af met een mooie zin uit een film die ook in mijn aantekeningen belandde. Herman Finkers zegt als dokter Jan in De beentjes van Sint Hildegard ergens op de hem typerende, laconieke wijze:
‘Het heeft geen nut, het heeft wel zin.’
Prachtig, deze voltreffer. In een keer raak.
Dit geluid zou vaker mogen klinken.