Lezen is voor mij denken
We spreken elkaar in de sfeervolle ‘blauwe kamer’ op kasteel Slangenburg in Doetinchem waar we beiden bij toeval tegelijk verblijven. Haar succesvolle roman De mannen van Maria ligt op de tafel in de huiskamer van dit bijzondere gastenverblijf. We proberen haar schrijverschap te vermijden om het te hebben over haar leesvoorkeuren. Wat voor lezer is schrijfster Anneloes Timmerije?
Lezen=denken

‘Lezen is voor mij denken. Dat is meer dan het verhaal volgen, het is ook erover nadenken. Dat is altijd al zo geweest, ook toen ik nog kind was. Dan zaten we met z’n vieren, mijn broer, mijn ouders en ik alle vier te lezen tot het bedtijd was. Later ontdekte ik dat lezen me aan het denken zette. Ik was als kind dol op dieren en las het boek van Konrad Lorenz, Ik sprak met viervoeters, vogels en vissen. Geweldig was dat. Hoe die man over dieren schrijft zonder sentimenteel te worden. En dus wilde ik als kind etholoog worden of veearts.’
Ger Donker
‘Op de middelbare school had ik een geweldige leraar Nederlands. Ger Donker, wat een man! Hij bracht ons zijn liefde voor lezen over. En echt, dat was helemaal nieuw voor ons. Hij had geen ordeproblemen, zo betrokken was hij bij zijn vak en bij ons. We lieten het wel uit ons hoofd. Na meer dan 20 jaar kwamen Ger Donker en ik elkaar weer tegen op een ‘schrijvers in de Bijenkorf-bijeenkomst’; sindsdien hebben we regelmatig contact.
Op de literatuurlijst zette ik werk van Hans Plomp, Kort Amerikaans van Jan Wolkers, Opwaaiende zomerjurken van Oek de Jong. Van Wolkers leerde ik de kracht van korte zinnen. Dat sprak me aan. Daarom zal ik ook nooit dikke boeken schrijven. De kracht van korte zinnen leerde ik ook toen ik na een paar jaar studie Nederlands de journalistiek in ging. Daar geldt de regel: hoe korter hoe beter. En dus schrijf ik zelf graag zo kort mogelijk en niet alleen op zinsniveau. Veel zeggen in een beperkte ruimte ligt mij beter en lees ik ook liever. De mannen van Maria heb ik bewust iets verhalender geschreven. Dat past meer bij die tijd.’
Julian Barnes

‘Als ik lees, en dat is voornamelijk Engelstalig, dan let ik vooral op de stijl van een auteur, minder op de techniek, hoewel … Neem Julian Barnes, auteur van onder meer Before She Met Me (vert.: Voor ze me kende), The Sense of an ending (vert.: Alsof het voorbij is), The Only Story (vert.: Het enige verhaal). Ik bewonder Barnes om de stijl én de techniek. Hij schrijft over een ongelooflijke breedheid van onderwerpen en thema’s. Barnes blijft ver weg van bombastische taal, de tekst is verraderlijk eenvoudig, met weinig middelen en simpele constructies weet hij een heel groot effect te bereiken.’
Kousbroek
‘Van Barnes kom ik bij Rudy Kousbroek, ook een schrijver met een geweldige taalbeheersing. Kousbroek is de bedenker van de “aaibaarheidsfactor”. Hij schreef in Het Oostindisch kampsyndroom als eerste over de zogenoemde ‘buitenkampers’, zoals mijn moeder, mensen die in de oorlog in Nederlands-Indië buiten het kamp leefden. Lange tijd werd het leed dat hun werd aangedaan, genegeerd door de ‘kampers’. Alsof er een soort wedstrijd was wie het meest geleden had. Wat ik als kind hoorde vertellen las ik later op een andere manier terug in het werk van Hella S. Haasse over wie Aleid Truijens onlangs een mooie biografie schreef, Leven in de verbeelding. Na Oeroeg op de middelbare school las ik een hele tijd niets van Haasse maar nu weer wel.’
Aansprekende titels
‘F. Springer was voor mij de eerste auteur die zonder weemoed en verlangen over Nederlands-Indië schreef. Ik noem ook Adriaan van Dis. Ik ben een fan van bijna al zijn werk – Familieziek, De wandelaar en Leeftocht zijn mijn favorieten. Roxane van Iperen heeft met ’t Hooge Nest verhalende non-fictie geschreven. Zeldzaam en prachtig.

Voorts ben ik een liefhebber van wat je journalistieke boeken zou kunnen noemen, zoals: De prooi van Jeroen Smit en het werk van oud-Times-journalist Ben MacIntyre.
En ik zou ook graag Lampje willen noemen, van Annet Schaap. Prachtig boek voor kinderen én volwassenen, vind ik. Geïllustreerd door haarzelf.’
Timmerije noemt ook de grote namen uit haar jeugd: Jane Austen, de zusters Charlotte, Emily en Anne Brontë, auteurs uit de tijd van de Romantiek. Ze kon er als jongere helemaal in hun werk verdwijnen. De sprookjesachtige sfeer die zich voordoet als het echte leven. Hun boeken pasten heel goed bij haar leeftijd. Wilky Collins ook, een tijdgenoot van Charles Dickens en auteur van de eerste detective ter wereld, The Woman in White (vert. De vrouw in het wit).
Phantasy
‘Met metarealisme en phantasy heb ik niet zoveel. Ik ga me bij dat soort boeken vervelen, tenzij het gewoon erg goed gedaan is, zoals in de boeken over Harry Potter. Die zijn briljant. Maar na het derde boek wist ik het wel. Toch knap hoe J.K. Rowling een nieuw genre heeft ontwikkeld dat jong en oud aanspreekt. Ik moet denken aan Starwars, precies hetzelfde. Ook heel goed gedaan en daarom toch niet saai. Maar neem Dan Brown, Da Vinci Code: Zo voorspelbaar. Ja, dan ben je als auteur mij al snel kwijt.’
Schrijven

‘Als ik werk aan een nieuwe roman sluit ik me af voor andere auteurs. Als ik een boek mooi vind verlies ik me daar helemaal in en raak ik afgeleid van mijn schrijven. Schrijven vraagt veel discipline, dóórgaan, ook als het even niet lukt, niet je concentratie verbreken.’
Eerste lezer
‘Ik ben getrouwd met Charles den Tex (auteur van onder meer De repair club) en we zijn elkaars eerste lezer. Als ik aan het schrijven ben en na een pagina of 100, 150 het gevoel heb ‘dit kan wel wat worden’, dan laat ik het Charles lezen. En omgekeerd gebeurt dat ook. We zeggen dan echt wat we ervan vinden. Ik houd wel van wat tegengas, ook van de redacteur van de uitgever, die daarna aan de beurt is. Ik kom uit de wereld van de journalistiek. Daar is men bekend met stevige kritiek. Redacteuren zijn in de regel goede lezers die hun commentaar koppelen aan de aard van de schrijver. Natuurlijk let een redacteur op verkoopbaarheid, maar als je iets doet wat niet zo bij jou als schrijver past, dan hoor je dat ook. Of je hoort dat het juist op een goede manier vernieuwend is. Dat is prettig.’