Vogels en Rilke
Soms stuit je, al lezend, op overeenkomsten tussen boeken: tussen ideeën van schrijvers of op passages die over dezelfde dingen gaan. Onlangs trof me een mooi voorbeeld hiervan. Een passage in het werk van Frida Vogels blijkt nauw verwant aan een gedicht van Rainer Maria Rilke.
De harde kern
Eind 1995 las ik De harde kern van Frida Vogels, een stevige pil over een paar banden verdeeld. Frida Vogels, een sterk ondergewaardeerde schrijfster, is wat mij betreft van het kaliber J.J. Voskuil. Grappig is dat Vogels voorkomt in de sleutelroman van Voskuil, Bij nader inzien en Het Bureau, terwijl Voskuil ook optreedt in De harde kern. Net als Voskuil is Vogels in staat om dingen minutieus te beschrijven zodat ze aan de vergetelheid onttrokken worden. Bij Vogels zijn dat haar eigen ervaringen, emoties, omstandigheden, eerst in Nederland, later levend in Bologna, Italië. Sterk autobiografisch werk dus. Lezing van haar werk herinnerde me aan de populariteit van sommige uitdrukkingen in de tijd van mijn jeugd, zoals het frequente gebruik van het woord ‘mieters’ waar we nu ‘cool’ of ‘vet’ zouden zeggen.
Vogels leeft teruggetrokken en geeft geen interviews. Op Wikipedia ontbreekt een foto. Toen ze in 1994 de Libris Literatuur Prijs won, heeft ze deze niet zelf in ontvangst genomen.
Richtsnoeren
Rond 1995 las ik dus De harde kern, een boek dat in drie banden verscheen, het derde gevuld met alleen gedichten. In boek 3, band 2 (‘Met z’n drieën’) verwijst de schrijfster naar het dagboek van haar vader, naar een aantekening daarin uit 1936. Haar vader heeft het daarin over twee ‘richtsnoeren’ (een soort leefregels).
Het eerste luidt: ‘als een kind door het leven gaan, zonder kritiek op het lelijke (…) dat een kind zal aanvaarden omdat het er is, maar vol vreugde over het mooie … en vol – … liefde.’
Het tweede richtsnoer verwijst naar de ervaringen die een mens in het leven opdoet. Soms moet je die de tijd geven om te rijpen. Daar het advies:
‘Niet forceren. Dulden, met een goede glimlach. Wachten.’ Het is een variant op het elders geformuleerde ‘Laat de dingen door je heen gaan.’
En dan vervolgt de tekst met een ik-uitspraak: ‘Ook ik ben opgespoten door die ontzettende, vormende, stille kracht die in mijn baan steeds aan en in mij werkt. Wachten. Durée créatrice.’
Durée creatrice, een centraal begrip in de filosofie van Henri Bergson (1859-1941) een Frans denker met veel invloed op de filosofie in de twintigste eeuw. Bergson is ook winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur, trouwens. De durée creatrice verwijst naar de tijd die stroomt, ondeelbaar is, helend ook en scheppend, niet naar de tijd die zich laat opdelen in steeds kleinere eenheden van dagen, uren, minuten en ga maar door. Bergson heeft zijn tijdgenoten, die als gevolg van de opmars van de moderne wetenschap de neiging hadden mechanistisch te denken, gevoelig willen maken voor een vitalistische kijk op de werkelijkheid en op het leven. Liefhebbers van het werk van Joke Hermsen zullen gemerkt hebben dat Bergson ook in haar filosofie een belangrijke rol speelt.
Toen ik dus in 1995 die passage van de twee richtsnoeren las, schreef ik die over in een van mijn boekenschriften. Daarvan heb ik er inmiddels een stuk of zes. Samen bevatten ze een registratie van alles wat ik sinds 1991 toen ik ermee begon, heb gelezen alsmede een flinke hoeveelheid recensies, citaten of, simpel weg: mooie zinnetjes.
Bladerend door mijn boekenschriften kwam ik dit citaat uit De harde kern weer tegen. Het zou me vermoedelijk niet zijn opgevallen als ik niet dezelfde gedachten een paar maanden geleden tegenkwam in een gedicht van Rainer Maria Rilke (1875 – 1926).
Wat mij beweegt
Men moet de dingen
de eigen stille,
ongestoorde ontwikkeling laten,
die diep van binnen komt
en door niets gedwongen
of versneld kan worden;
alles is voldragen –
en dan
baren …
Rijpen als de boom die zijn sappen niet stuwt
en zeker in de stormen
van de lente staat
zonder angst,
dat er daarna geen zomer
zou kunnen komen.
Toch komt hij!
Maar hij komt alleen tot de geduldigen
die zijn
alsof de eeuwigheid voor hen lag
zo zorgeloos stil en wijds …
Men moet geduld hebben
met het verwarde in het hart
en proberen de vragen zelf lief te hebben
als gesloten kamers
en als boeken, die in een zeer vreemde taal
geschreven zijn.
Het komt erop aan alles te leven.
Als men de vragen leeft,
leeft men wellicht allengs
zonder het te merken
op een bijzondere dag
het antwoord binnen.
(vertaling © Klaarzin 2021)
Zo kan het gebeuren dat levenswijsheid de geduldige lezer van verschillende kanten toestroomt.