Een verzwegen dochter van W.F. Hermans?
Nog even en het Hermans-jubileumjaar is weer voorbij. Op 1 september 2021 was het 100 jaar geleden dat Willem Frederik Hermans werd geboren – reden voor de instelling van een heus jubileumjaar met verschillende activiteiten zoals tentoonstellingen, lezingen en publicaties. Siep Kooi’s Het Noorse misverstand van Willem Frederik Hermans – een tegenverhaal – uit 2021 kon op geen beter moment verschijnen. De titel laat er al geen twijfel over bestaan: dit moet gaan over Nooit meer slapen.
Halve eeuw
Het was alweer een halve eeuw geleden dat ik Nooit meer slapen las. Om het tegenverhaal te lezen, herlas ik eerst deze, indertijd (maar nu veel minder) populaire roman van Hermans. Dat op zich was al een bijzondere ervaring. De tand des tijds heeft inmiddels haar werk gedaan als het gaat om de onaantastbaarheid van ‘de grote drie’ (Reve, Mulisch en Hermans). Ik ervoer dat zelf ook tijdens het lezen, al was het genoegen er niet minder om.
Mysterie
Siep Kooi schreef een roman waarin hij een bijfiguur uit Nooit meer slapen een hoofdrol geeft. Ik doel op een passage tegen het eind van het boek. Hoofdpersoon Alfred is dan al weer op de terugweg, na een weinig succesvolle en zelfs dramatisch geëindigde expeditie in de leegte van de Noorse hooglanden. In de bus ontmoet hij een Noors meisje, Inger-Marie (1), die hem onder meer passages voorleest uit het logboek van zijn overleden tochtgenoot Arne. Het gaat om al met al niet meer dan een paar pagina’s waarin deze jonge dame in de roman figureert. Niettemin trokken deze pagina’s de aandacht van Kooi. Ze intrigeerden hem omdat hij vermoedde dat Hermans als auteur hier iets achterhield, zich blootgaf en tegelijkertijd iets verhulde. Is hier sprake van een mysterie, zoals dat in de roman meerder malen genoemd wordt? Speelt Hermans hier een vernuftig spel met verbeelding enerzijds en realiteit anderzijds? Het is immers bekend dat Hermans allerlei autobiografische ervaringen in deze roman verwerkte! Waarom heeft deze passage dan nooit de aandacht van de literatuurwetenschappers getrokken? O, zeker, er zijn interviews beschikbaar met de vrouw die model heeft gestaan voor de betreffende jonge dame, maar daarin zijn volgens Kooi niet de goede vragen te gesteld.
Tegenverhaal
Siep Kooi, met in zijn spoor zijn vrouw, ging op zoek in allerlei archieven waar materiaal over Hermans’ eigen expeditie te vinden is. Ze gingen ook naar Noorwegen om daar ter plekke poolshoogte te nemen. Kooi deed vervolgens precies wat Hermans ook deed: fictie en realiteit in elkaar laten overvloeien door ‘de feiten’ goed te onderzoeken en tegelijk ruim baan te geven aan de verbeelding. Zo ontstond een nieuwe roman, een ‘tegenverhaal’ zoals Kooi dat noemt, waarin een ogenschijnlijk onbeduidende personage centraal wordt gesteld zonder zelf aanwezig te zijn, want alles wat over haar aan de orde komt gebeurt indirect: via transcripties van beeldopnames waarin ze wordt geïnterviewd, via gespreksverslagen, via foto’s, via literatuurwetenschappelijke bronnen en via de mededelingen van haar (fictieve) dochter Federika. Inger-Marie komt alleen uitvoerig aan het woord als ze zelf haar tegenverhaal vertelt maar ook dat gebeurt in een relaas dat Federika schrijft als een poging tot therapeutische verwerking en het zal duidelijk zijn dat hier fictie en realiteit opnieuw, op een hoger niveau, door elkaar lopen.
Kooi heeft zich in deze opzet laten inspireren door een Franse roman, Meursault, contre-enquête van Kamel Daoud, die stem of een gezicht geeft aan een personage uit De vreemdeling van Albert Camus. Het thema van de verdwijning, zo duidelijk aanwezig in deze roman, bleek bovendien ook goed te verbinden met Nooit meer slapen en was zelfs productief in de verbeelde werkelijkheid rond Inger-Marie en vooral haar dochter Federika.
Pendelen
Kooi daagt de lezer uit! Hij voert een echtpaar op, Jaap en Anna, die allerlei archiefonderzoek doen naar de reizen van Hermans en wat er mogelijk is gebeurd in het contact tussen romanfiguur Alfred/auteur WFH en Inger-Marie, de vrouw die zowel in de roman als in het echt zo heet. Als lezer pendel je steeds tussen twee associaties heen en weer. De ene is: hier vindt een gedegen historische maar ook speculatieve reconstructie plaats van wat er in het echte leven is gebeurd tussen Hermans en Inger-Marie. De andere: let op, het is niet alleen speculatie zo je wilt, deze historische reconstructie wordt beschreven in de context van een roman, pure fictie dus. En dan is er dus ook nog eens de romanpersonage Federika die een verhaal schrijft dat als pure fictie stem geeft aan haar moeder, Inger-Marie.
Kooi gaat heel ver in zijn speculaties: Federika als de dochter van Hermans en Inger-Marie, verwekt in een nacht die niet in de roman voorkomt en die in onze tijd beslist als ongeoorloofd zou worden aangeduid. Inger-Marie is dan immers (volgens de roman) pas 15 jaar oud al ziet Alfred haar aan als een negentienjarige; de tien jaar oudere Hermans, die zichzelf in de roman (overdag) vaderlijke trekjes aanmeet, zou zich ’s nachts als verkrachter hebben gedragen? Ach wat, nu laat ik mezelf ook meeslepen in het vermengen van fictie en realiteit. Stoppen!
Soepele stijl
Het Noorse misverstand van Willem Frederik Hermans bevat niet alleen veel achtergrond-materiaal over Nooit meer slapen, ook over De donkere kamer van Damocles, en over de verfilming van beide boeken als Beyond sleep resp. Als twee druppels water. Het boek past heel goed in dit jaar van gedenken en herdenken dus.
Kooi heeft een hele soepele schrijfstijl, soepeler dan die van Hermans, vind ik. Ook diens De donkere kamer van Damocles herlas ik deze dagen en dat vond ik, hoewel het verhaal best spannend en intrigerend is, wat stroef geschreven.
Hierop doordenkend doet zich in mijn beleving een bijzonder contrast voor: waar ik Hermans vaak emotieloos vind, tref ik in de roman van Kooi juist een teveel aan emotie aan, of beter: overtrokken emoties, te zwaar aangezet voor de situatie, over the top zogezegd. Te vaak las ik emoties als ‘huiverend’, ‘benauwend’, ‘onheilspellend’, ‘bizar’, ‘breken’, ‘bleek wegtrekken’ waar ik als lezer op dat moment in het verhaal veel lichtere emoties verwachtte.
Ode
Deze roman van Kooi, dit tegenverhaal, is nog zoveel meer dan een fictieve reconstructie, het is een ode aan de literatuur. De liefde voor de schone letteren druipt er van af. Het hele oeuvre van Hermans komt zo’n beetje voorbij maar ook grote namen als die van Simon Vestdijk, Ernest Hemingway, Elena Ferrante en Hella S. Haasse.
Ik denk dat de gedrevenheid van de romanfiguur Jaap niet veel zal verschillen van die van Siep Kooi! Prachtig om die gedrevenheid mee te krijgen, al had ik als lezer tegelijkertijd bij herhaling de bedenking: maak het nou niet te mooi! Niet nog een coïncidentie of overeenkomst, niet nog een nieuw zijpaadje, je hoeft niet alles te vertellen wat je hebt gevonden, in de beperking toont zich de meester, toch?! Wat dat betreft had ik verwacht dat Federika op enig moment de wijdlopige Jaap een ferm halt zou hebben toegeroepen en hem gevraagd zou hebben waarom ze al die details zou moeten weten… Jumping to conclusions is niet in alle omstandigheden verboden.
Te veel
Deze kanttekening wil ik dus wel plaatsen: het was me op bepaalde momenten teveel, te gedetailleerd voor een roman, te expliciet. En precies dit brengt me op de term ‘tegenverhaal’. Kooi heeft zich, zoals opgemerkt, laten inspireren door de roman van Daoud met als ondertitel ‘contre-enquête’, ‘tegen-onderzoek’. Die term lijkt mij ook van toepassing op de roman van Kooi en beter dan ‘tegenverhaal’.
Op verschillende plekken zeggen zowel Siep (in de verantwoording) als Jaap (in de roman) dat het verhaal van Inger-Marie ‘over de roman van Hermans gelegd’ kan worden. Een tegenverhaal dus, dat stem geeft aan een personage dat in de ‘moeder-roman’ een ondergeschikte positie heeft. Wat mij betreft voldoet alleen het hoofdstuk ‘Woensdag 19 juli 1961 – de veerboot- ‘ aan dit criterium. De rest van het boek is van een andere orde. Geen ‘tegenverhaal’ maar een interessante reconstructie van een gebeurtenis in romanvorm, een tegen-onderzoek, zoals we dat ook kennen uit het werk van Hubert Lampo aan wie ik regelmatig bij lezing moest denken.
Nogmaals tegenverhaal
Een goed voorbeeld van een echt tegenverhaal uit het Nederlandse taalgebied dat als tegenverhaal maar liefst drie nieuwe tegenverhalen uitlokte is de roman Het boek van Joachim van Babylon uit 1947 van de Vlaamse auteur Marnix Gijsen. Het verhaal hervertelt de geschiedenis van de kuise Suzanna, zoals we dat kennen uit het apocriefe dertiende hoofdstuk uit het bijbelboek Daniël. Gijsen geeft in deze roman de echtgenoot van Suzanne een stem en een gezicht, hij laat hem het verhaal vertellen. Prompt kreeg dit tegenverhaal dus drie tegenverhalen van de hand van resp. Suzanne de Man, L.S. Palder en Esther de Raadt waarin het vrouwelijke perspectief weer in de schijnwerper werd gezet. Hier meer over deze roman en de reacties daarop.
Tot slot, een ander voorbeeld van een verfijnd spel van realiteit en fictie is de roman Max, Micha en het Tet-offensief van Johan Harstad. Wat een geweldige roman is dat!
Siep Kooi, Het Noorse misverstand van Willem Frederik Hermans. Uitgeverij Prominent, 2021, 272 pag. ISBN 9 78492 395368. Het boek is te koop of te bestellen bij uw lokale boekhandel of bij managementboek.nl.
Voor meer informatie over het veelzijdige werk van Siep Kooi: http://www.les4vents.nl
(1) In mijn exemplaar van Nooit meer slapen heet ze ‘Inger-Marie’, Siep Kooi spelt consequent ‘Inger Marie’. Gedoe over leestekens? Lijkt te passen bij Hermans, zie het gedoe over de spelling van een vers op de gedenksteen, die ter gelegenheid van de viering van het honderdste geboortejaar van Hermans op 31 augustus 2021 door Femke Halsema en Guy Verhofstadt in de Nieuwe Kerk in Amsterdam is onthuld.