De eerste vrouw

De eerste vrouw

Wat is het beste moment om een boek te recenseren? Onmiddellijk nadat je de laatste pagina gelezen hebt? Nadat je er ‘een nachtje over geslapen hebt’? Of nog iets later? Een paar dagen terug las ik De eerste vrouw uit van Susan Smit. Ik ben nieuwsgierig naar wat is blijven hangen. En naar de nasmaak. Die wil ik in deze bespreking proeven.

Het verhaal

De eerste vrouw gaat over de wereld van het theater en de concertzaal in het begin van de twintigste eeuw. We volgen twee hoofdpersonen, een jonge operazangeres, de Amerikaanse Geraldine Farrar, en een jonge acteur, de Nederlandse Lou Tellegen. Hun levens bewegen zich in het begin gescheiden, gaan daarna een aantal jaren in gezamenlijkheid om daarna weer uiteen te gaan.

Beiden zijn verslingerd aan het theater, aan het optreden voor een publiek, aan het vertonen van de kunsten waarin ze furore hebben gemaakt. Lou vooral als tegenspeler van de vermaarde toneelspeelster Sarah Bernard, Geraldine als hoofdrolspeelster in een veelheid aan opera’s. 

Terwijl zij hun topjaren in het theater beleven, is de film, de cinematografie, in opkomst en geliefd bij een publiek dat niet de theaters bezoekt. Beiden staan voor de vraag of ze de overstap aandurven. Ze zien duidelijk de verschillen tussen de beide media. De een in direct contact met het publiek, de ander juist niet maar wel met een potentieel veel groter publiek dan waarin theaters ooit kunnen voorzien. Lou heeft hiervoor een betere intuïtie dan Geraldine die desondanks ook snel in de ban raakt van de mogelijkheden van film. Grappig, die vooroordelen tegen technische vernieuwingen tegen een elitaire achtergrond. Ze zijn van alle tijden.

Maar onderliggend is natuurlijk het verschil hoe die twee omgaan met wat hen heel goed afgaat: toneel, resp. zingen. 

Geraldine is een persoon met een ijzeren discipline, al van jongs af wetend wat ze wil, daarbij sterk gestimuleerd door haar moeder. Zingen in de opera is haar ding, dit wil ze tot kunst verheffen. Zij is de kunstenaar van de twee, Lou is meer de artiest. Lou houdt van het toneel, houdt van de schijnwerpers, de adoratie van jonge vrouwen, de glitter en de glamour van de premières. Geraldine is van de kunst, van het steeds beter, los van wat het publiek daarvan vindt. Ergens typeert Smit dit verschil door middel van beweging. Bij Geraldine is de beweging van binnen naar buiten, bij Lou van buiten naar binnen. 

Als die twee gaan trouwen, gaat het een tijdje goed maar daarna mis. Geraldines ster blijft stralen. Die van Lou gaat langzaam onder, wordt nog een tijdje op niveau gehouden door de samenwerking met Geraldine, maar dooft dan toch echt. En doven betekent in zijn geval: drank, gokken, vrouwen.

Stijl

Ik moest even wennen aan de stijl van Susan Smit. Hoe die te omschrijven? Eerlijk gezegd, soms een beetje stroef, niet zo soepel dus, braaf, conventioneel, vaak clichématig (‘liefde zou niet het vullen van een emmer moeten zijn, maar het ontsteken van een vuur’,  pag. 163), met weinig originele beeldspraken/metaforen. En tegelijkertijd viel me op dat ze allerlei interessante waarnemingen doet die ervoor zorgden dat ik de wat stroeve stijl voor lief ging nemen. Op een gegeven moment ben ik wat paginanummers gaan noteren om te onthouden dat ik daar wat aardigs aantrof. Een paar voorbeelden:

bron: susansmit.nl

Lou die zichzelf in de bioscoop ziet in een film waarin hij acteert:

‘Hij kijkt naar zijn eigen uiterlijk niet zoals je in een spiegel kijkt, maar zonder gelijktijdig te voelen wat er op dat ogenblik in hem omgaat. Nu kan hij zien wat anderen zien: een zelfverzekerde, vitale jongeman. Hij observeert welke lichaamshouding hem het meest mannelijk doet overkomen en hoe hij er en profil zo krachtig mogelijk uitziet. 

Nadien, als hij over straat loopt, is het of er nog steeds een camera op hem gericht staat. Al lopende ziet hij zichzelf, alsof hij buiten zijn lichaam zweeft.  (…) Hij speelt in zijn eigen film.’ (pag 89).

Deze passage past naadloos in het verschil tussen hem en Geraldine. Dit is hoe hij is. 

Lofzang

Nu een passage die gaat over opera en over hoe Geraldine het optreden daarin beleeft. Het is een lofzang op de opera die sterk doet denken aan beschrijvingen van de functie van de tragedie zoals die werd gezien in de klassieke oudheid:

‘Opera helpt je aan de zwaarte van het leven te ontsnappen, juist door er op de meest dramatische manier uiting aan te geven. Het uitvergroten maakt het hanteerbaar. Alle verdiet, wanhoop, liefde, verraad en blijdschap krijgen binnen de veilige en comfortabele theaterafspraken de ruimte. En door die ruimte wordt er lucht in geblazen en kan het zichzelf verlichten.

Opera herbergt grote gevoelens en hartstochten, rampspoed en euforie, bruiloften en begrafenissen, het ongerijmde en het onverwachte. Sommige mensen vinden het grotesk, maar het is de rauwe werkelijkheid, alleen dan gecomprimeerd.

Na een bezoek aan de opera ben je lichter. Het gevoel dat onverteerbaar was, te adembenemend en fataal om in het schelle daglicht toe te laten, heeft even mogen bestaan. Het voelt zich gekend, gerustgesteld, en zal zich voorlopig op de vlakte houden.’ (pag 100).

En over de functie van het applaus van het publiek:

‘In applaus geloven betekent je ondergang. Als je ontvankelijk bent voor lof, dan ben je dat ook voor blaam. Je dient bijval te ontvangen zonder eraan te hechten, anders wordt de waarachtigheid in de kunst erdoor bedreigd. In de honger naar meer waardering word je zelf tot een verzoeknummer.

Applaus is het ultieme misverstand. meer dan het uiten van waardering is het een handeling waar het publiek een ontlading in vindt. Emoties, opgerakeld door de uitvoering, worden erdoor geneutraliseerd. Applaus is een afbakening van het terrein van de fictie naar dat van de normale wereld. De realiteit wint weer van het drama. Het is een bezwering. Nu is alles weer gewoon.’ (pag. 190)

Het zal niet verbazen dat beide lange citaten komen uit de hoofdstukken waarin Geraldine aan het woord is. Haar neiging tot theoretiseren herinnert aan vergelijkbare passages in het werk van Connie Palmen. Sommigen ergeren zich daaraan. Ik heb er geen last van. Integendeel.

Susan Smit, De eerste vrouw. Amsterdam: Lebowski Publishers, 2016, 237 pagina’s. Het boek is te koop of te bestellen bij uw lokale boekhandel en bij managementboek.nl.

De eerste vrouw

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *