Hoe krijg je kinderen aan het lezen?
Voor kinderboekenschrijver en oud basisschooldirecteur Jacques Vriens begint dat echt op de basisschool. In de Volkskrant van 25 augustus 2021 wijst hij puntig geformuleerd op tien even praktische als essentiële mogelijkheden (bron: zie onderaan).
1. In de kleutergroepen (groep 1 en 2 basisschool) wordt iedere dag een prentenboek voorgelezen en erover gepraat. Versjes en liedjes blijven ook regelmatige kost. Alle kleuters mogen iedere week een (prenten-)boek mee naar huis nemen.
2. Elke basisschool heeft een uitgebreide bibliotheek waar kinderen dagelijks kunnen ruilen, een kind heeft nooit lang een boek in zijn ‘kastje’ dat het stom vindt. Dat geldt ook voor het voortgezet onderwijs (vo)
3. Kinderen op de basisschool lezen iedere dag minimaal 20 minuten. Het boek mag mee naar huis. In het vo wordt één lesuur per week individueel gelezen.
4. Er wordt regelmatig voorgelezen. Leerkrachten die niet zulke voorleestalenten zijn, zetten een luisterboek op. In het vo: véél meer tijd vrij maken voor literatuuronderwijs. Docenten ‘voeden’ hun leerlingen met inspirerende lessen en verhalen, mooie fragmenten, verfilmingen, interviews met schrijvers, anekdotes.
5. Leerlingen lezen wat ze willen. Dankzij goede boekpromotie kunnen zij op het spoor gezet worden van boeken die wat meer diepgang hebben. Ieder kind verdient een juffrouw Van Boxtel.
6. Op de basisschool en in het vo houden kinderen alleen (of samen) boekbesprekingen. Moderne vormen (powerpoint,pitchen, boekendozen) zijn húlpmiddelen. De bouwstenen van een boek zijn de woorden, dus laat leerlingen vooral vertellen. Een alternatief is de boekenkring waarin je met elkaar gelezen boeken bespreekt.
7. Begrijpend lezen doen we middels teksten die fúnctioneel zijn. Leerlingen die zich moeten voorbereiden op een overhoring van geschiedenis, bekijken samen met de leerkracht de te bestuderen informatie. Er worden manieren aangeboden om greep te krijgen op de tekst: schema’s, trefwoorden, zelf vragen maken.
8. Op pabo’s en lerarenopleidingen wordt ‘Kennis van de kinder- en jeugdliteratuur en leesbevordering’ een vak dat gedurende de hele opleiding wordt gegeven. Studenten lezen minimaal zestig kinder- en jeugdboeken: klassiekers, pulp. literatuur, graphic novels. prentenboeken e t cetera.
9. Voor het vo is er ‘de verplichte leeslijst’. Er mogen best eisen gesteld worden. Voorwaarde is wel dat de leerlingen op een inspirerende wijze kennis hebben gemaakt met literatuur. En natuurlijk mogen ook young-adultboeken op de lijst.
10. Elke school straalt uit: wij vinden lezen en leesplezier van groot belang en daar maken wij tijd, ruimte en geld voor vrij.
Al deze punten lijken me even bruikbaar als nuttig.
Ik hoop wel dat ouders die ook graag en veel voorlezen zich niet gepasseerd voelen omdat Vriens alle kaarten op het onderwijs zet. Gewoon lekker doorgaan met je kind knus op de bank of in bed voorlezen. Het levert vaak gouden momenten. Toch?!
Bron: