Verplichten (‘O, die leeslijst!’)

Verplichten (‘O, die leeslijst!’)

Het is een bekende valkuil: je eigen ervaringen verheffen tot algemeen geldende uitspraken. En als die ervaringen ook nog eens een halve eeuw oud zijn, dan ben je echt verkeerd bezig. Ik zal de lezer dan ook niet vermoeien met mijn eigen ervaringen als HBS-A leerling met de leeslijst. Bovendien, de Stichting Lezen bracht nog niet zo lang geleden een onderzoek uit naar de huidige stand van zaken. Dat lijkt me wel relevant!

Het onderzoek van Stichting Lezen kon voor mij niet op een beter moment komen. In mijn onderzoek naar leesplezier stuit ik steeds op de vraag of het plezier van het lezen het wint van het nut en de daaraan verbonden leesplicht. Uiteraard heb ik het dan over het onderwijs, de belangrijkste  levensfase voor het cultiveren van een positieve leeshouding.

De praktijk van de leeslijst van Jeroen Dera is uit 2019. Het doet verslag van een onderzoek onder 1616 examenkandidaten havo en vwo, gericht op hun leesgedrag voor het schoolvak Nederlands. In een enquête gaven de scholieren aan welke titels deel uitmaakten van hun leesdossier. Ook becijferden zij deze titels en gaven ze aan welk percentage ervan ze daadwerkelijk gelezen hadden. Het onderzoek baseert zich op 15.743 door de onderzoeker gecodeerde titelselecties. Dat leverde heel interessante inzichten op!

Wat mij vooral interesseert is de vraag welke titels op dit moment populair zijn. Zijn dat echt nieuwe werken? Of zit er in de lijst een zekere hardheid door de tijd heen, noem het ‘duurzaamheid’ (of ‘hardnekkigheid’?). En hoe is de verhouding tussen de frequentie waarmee bepaalde titels gelezen worden en de waardering ervan? Levert ‘veel gelezen’ ook de waardering ‘hoog gewaardeerd’? Bovendien, al die titels op die persoonlijke leeslijst, hoeveel zijn er echt gelezen?

bron:jeroendera.wordpress.com

Onderzoeker Jeroen Dera stelt dit soort vragen ook en voegt er nog andere aan toe, zoals: zijn er verschillen tussen jongens en meisjes, tussen leerlingen met een westerse en leerlingen met een niet-westerse achtergrond? En worden mannelijke auteurs meer gelezen dan vrouwelijke auteurs of omgekeerd?

Ruime voldoende

De eerste conclusie is gelijk een ontnuchterende voor wie denkt dat het rond de literatuurlijst een en al kommer en kwel is. Leerlingen zijn namelijk positief over hun leeslijst en lezen een groot deel daarvan. De respondenten uit dit onderzoek zijn redelijk positief over de boeken op hun literatuurlijst. Met gemiddeld een 6,7 geven zij de geselecteerde titels een ruime voldoende. Bovendien lezen zij een groot deel van de werken op hun literatuurlijst. De examenkandidaten schatten dat zij gemiddeld 76,6% lazen van de titels op hun lijst. Van de geselecteerde werken werd een ruime meerderheid van 63,2% volledig door leerlingen gelezen.

Populariteit 

Wie het leesgedrag van leerlingen zou willen uitdrukken in termen van populariteit van boeken of auteurs, komt daar niet goed mee uit. Als je populariteit vertaalt met veelgelezen dan ontstaat er een ander lijstje van titels dan waneer je populariteit vertaalt met meest gewaardeerd.

De meestgelezen boeken zijn niet de meest gewaardeerde boeken. De tien meestgelezen boeken onder examenkandidaten havo en vwo tezamen zijn achtereenvolgens:

  • Het gouden ei van Tim Krabbé, 
  • De aanslag van Harry Mulisch, 
  • Karel ende Elegast (auteur onbekend), 
  • Het diner van Herman Koch, 
  • Hersenschimmen van J. Bernlef, 
  • De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans, 
  • Van den Vos Reynaerde (auteur onbekend), 
  • Max Havelaar van Multatuli, 
  • Turks fruit van Jan Wolkers en 
  • Sonny Boy van Annejet van der Zijl.

Overigens zijn er wel duidelijke verschillen tussen de scores van havo-leerlingen en vwo-leerlingen. Voor een groot gedeelte zijn deze verschillen terug te voeren op verschillen in eindtermen: vwo-leerlingen lezen tenminste drie werken van voor 1880. Dit leidt ertoe dat canonieke werken als de Max Havelaar onder VWO-leerlingen hoog scoren op de lijst meestgelezen boeken. 

Het onderzoek laat zien dat de meestgelezen werken niet ook de meest gewaardeerde werken onder leerlingen zijn. In de ranglijst van 25 meestgelezen boeken op havo en vwo staat niet één titel uit de top 10 van hoogst scorende teksten onder leerlingen, die wordt aangevoerd door De engelenmaker van Stefan Brijs (gemiddeld leerlingoordeel 8,1). Verder prijken op deze lijst:

  • L. Spit, Het smelt
  • K. van Kooten, Lieveling
  • A. Boogers, Alleen met de goden
  • Kluun, Komt een vrouw bij de dokter
  • A. Lubach, IV
  • D. Kooiman, Montyn
  • G. Op de Beeck, Vele hemels boven de zevende
  • H. Bervoets, Efter
  • G. Op de Beeck, Kom hier dat ik u kus
  • T. Olde Heuvelt, Hex

Van de laagst scorende tien teksten onder leerlingen staan er daarentegen drie in de top 25 van meestgelezen boeken op het vwo. Steeds betreft het canonieke teksten die vaak verplicht gelezen worden: Karel ende Elegast, Warenar van P.C. Hooft en Kaas van Willem Elsschot. Met name teksten van voor 1880 scoren onder leerlingen relatief laag, met gemiddeld een 6,0. Dat is een significant verschil ten opzichte van het totaalgemiddelde van 6,7.

Beperkte diversiteit

De boeken die leerlingen selecteren voor hun literatuurlijst zijn bijzonder heterogeen: de enquête leverde 1642 verschillende werken van 725 unieke auteurs op. Waar er dus veel diversiteit is in de gekozen titels, is er in het literatuuronderwijs juist weinig sprake van culturele diversiteit. 

Op de gemiddelde leeslijst is de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke auteurs grofweg 3:1, terwijl het percentage auteurs met een niet-westerse achtergrond op het geheel zeer gering is (4,2%). In die zin lijkt het literatuuronderwijs vooral het beeld van een witte, mannelijke auteur te mediëren. 

Ook de Vlaamse literatuur is in het Nederlandse onderwijs ondervertegenwoordigd, met een aandeel van 7,3% op de totale selecties. Persoonlijk vind ik dit een verrassend en tegelijk teleurstellend gegeven. Om hier toch even een halve eeuw terug te gaan: Vlaamse auteurs als Hubert Lampo, Marnix Gijsen, Gerard Walschap, Hugo Claus, waren in die tijd heel populaire auteurs en (vermoed ik) veelgelezen auteurs op de leeslijsten in het onderwijs. Griet Op de Beeck compenseert dit opvallende gemis, maar slechts ten dele.

Het percentage teksten van buiten het Nederlandse taalgebied is verwaarloosbaar (0,9%). Een ruime meerderheid van de gekozen teksten (59,7%) is geschreven door een auteur die ten tijde van de enquête nog in leven was. De vaker gehoorde claim dat het literatuuronderwijs vooral over dode schrijvers gaat, moet dus worden verworpen. Waarvan acte!

Verschillen

Uit het onderzoek blijkt dat vwo-leerlingen hoger scoren op hun schoolexamen literatuur dan havoleerlingen. Ook willen zij vaker dan havoleerlingen Nederlandse literatuur blijven lezen na het afronden van hun middelbare school. Er zijn echter geen verschillen tussen havo- en vwo-leerlingen in de cijfers die zij toekennen aan hun leeslijst en in het percentage van hun literatuurlijst dat zij daadwerkelijk lezen.

Meisjes scoren hoger voor hun schoolexamen literatuur dan jongens, willen vaker na hun examen blijven lezen en lezen een significant groter deel van hun literatuurlijst dan jongens. Zulke verschillen zijn er niet voor westerse versus niet-westerse leerlingen. Wel zijn er verschillen te constateren voor leerlingen met uiteenlopende profielen. Leerlingen met een Cultuur & Maatschappij-profiel en leerlingen met een dubbelprofiel Natuur & Gezondheid/Natuur & Techniek willen het vaakst Nederlandse literatuur blijven lezen na hun middelbare school.

Het onderzoek laat zien dat boeken geschreven door vrouwelijke auteurs iets hoger scoren dan boeken geschreven door mannelijke auteurs. Eenzelfde kleine, maar significante voorsprong hebben niet-westerse auteurs op westerse auteurs. Recente literatuur scoort onder leerlingen significant hoger dan oudere literatuur, ook wanneer de periode 1950-1999 vergeleken wordt met de periode 2000-heden. Verder zijn er duidelijke waarderingsverschillen tussen genres waarneembaar. Leerlingen waarderen jeugdboeken en thrillers significant hoger dan romans, poëzie en toneel. Tegelijkertijd waarderen ze romans significant hoger dan poëzie.

Hoe verder?

Jeroen Dera sluit zijn onderzoek af met aanbevelingen waarvan er enkele het leesplezier zeker ten goede zullen komen en daarmee de kans vergroten dat leerlingen ook na hun schooltijd door blijven lezen.

Docenten zouden in hun literatuuronderwijs nog meer moeten differentiëren tussen jongens en meisjes en tussen leerlingen met verschillende profielen.

Docenten zouden, als zij een samenleving willen faciliteren waarin inclusiever gedacht wordt, in de klas moeten stimuleren dat leerlingen meer werken van vrouwelijke en niet-westerse auteurs lezen.

Docenten doen er goed aan in het geval van historisch georiënteerd literatuuronderwijs extra aandacht te besteden aan de opbrengsten en relevantie van historische letterkunde, evenals aan werkvormen die historische werken aansprekender maken.

Docenten zouden, gezien de leerlingwaardering voor jeugdboeken en thrillers, hun literatuuronderwijs met dit type boeken moeten verrijken.

Verplichten (‘O, die leeslijst!’)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *