Joachim van Babylon, na 52 jaar herlezen
Hoe is het om een boek te herlezen waar je 52 jaar geleden erg van onder de indruk was? Overleeft die indruk na zoveel jaar? Of ben je dan een ervaring rijker en een illusie armer? Een ding is zeker, je bent als persoon en daarmee ook als lezer zeker niet dezelfde gebleven. Het boek is hetzelfde gebleven. Of ook dat niet?
Het leven laat zijn sporen na in tal van ervaringen en die neem je mee met elk boek dat je leest. En niet alleen jij als lezer, ook de tijd waarin je nu leeft, is niet dezelfde als toen – ik merkte het duidelijk bij het herlezen van dit boek. Over welk boek heb ik het dan?
Puzzels
De volledige titel en ondertitel luiden als volgt: Het boek van Joachim van Babylon. Hetwelk bevat het oprecht verhaal van zijn leven en dat van zijn beroemde huisvrouw Suzanna, kort geleden ontdekt in de opgravingen van Nat-Tah-Nam en voor het eerst zorgvuldig vertaald en uitgegeven door een liefhebber der Oudheid.
Het is een hele mond vol. En niet alleen dat, de lezer ziet zich onmiddellijk gesteld voor het oplossen van een paar puzzels. Nat-Tah-Nam? Moet ik die plaats kennen? Een vrouw, genaamd Suzanna, waarvan gezegd wordt dat ze beroemd is. Hoezo? Waarvan dan? En dan de naam van de ‘oude’ auteur, Joachim van Babylon – heb ik die eerder gehoord? En wie is die ‘liefhebber van de Oudheid’?
Wie zijn boek opent met deze speelse opdrachten heeft meer in petto, zoveel is wel zeker. Inderdaad, ondanks dat het verhaal consequent speelt ten tijde van de Oudheid wemelt het van de referenties naar de moderne tijd. Het boek verscheen in 1947. De bezorger van de tekst, de genoemde liefhebber van de Oudheid, is de Vlaamse schrijver Marnix Gijsen, pseudoniem van J.A.A. Goris (1899-1984). Gijsen wijst er, door deze rol aan te nemen, op dat het boek is geschreven door een ander; hij is slechts ‘de vertaler’. De lezer is dus gewaarschuwd: niet ik ben degene over wie het gaat, het is het verhaal van Joachim. Zie er dus geen autobiografische sporen in. De waarschuwing is contraproductief. Die blijkt al snel een illusie, hetgeen ook door Gijsen zelf zal worden toegegeven.
Joachim van Babylon is Gijsens romandebuut na een eerdere bundel gedichten, Het huis in 1925. Gijsen verbleef langdurig in de VS, onder meer als hoogleraar Beneluxkunde (!) Daar schreef hij een groot deel van zijn succesvolle romans waarvan Klaaglied om Agnes de bekendste is. En ja, VS – dit lost gelijk de omkering Nat-Tah-Nam op.
Drie reacties
De roman sloeg in als een bom. Het was niet alleen succesvol – er verschenen niet alleen vertalingen in het Deens, Frans, Hebreeuws en Noors – het leidde ook tot heftige reacties. In een paar jaar tijd werd er maar liefst drie boeken ‘tegenin’ geschreven, dat wil zeggen: antwoorden aan de schrijver van het boek in kwestie, Joachim van Babylon. Ik zeg ‘boeken’ want van die drie is er maar één roman.
Allereerst verscheen in 1950 Het antwoord van Suzanna aan Joachim van Babylon, ‘opgetekend door Esther de Raad’. Het boekje is goed te omschrijven als een pamflet. De schrijfster, pseudoniem van de eertijds bekende astrologe en alternatieve geneeskundige Mellie Uyldert (1908-2009) trekt fel van leer tegen Joachim en via hem tegen zo ongeveer alle mannen. Die willen maar niet inzien dat een vrouw voor een man niet te begrijpen is. Het is een feministisch traktaat dat de roman vooral als aanleiding gebruikt om het eigen, veel algemenere statement te maken.
De Raad krijgt een jaar later stevig tegenspel van L.S. Palder in zijn Brief van Daniël over Joachim van Babylon en zijn kuise Suzanna. Ook Palder is een pseudoniem en wel voor G.J. Geers, eertijds hoogleraar Spaanse taal en letterkunde. Ook deze brief is geen roman maar veeleer een essay waarin het hele spel met de fictieve tijd is losgelaten onder meer door allerlei verwijzingen naar 20ste-eeuwse schrijvers, filosofen en wetenschappers.
De derde reactie is wel een roman: Een vrouw met name Suzanna van Yvonne de Man (1894-1981) uit 1956. Alleen dit derde werk werd later enkele malen herdrukt.
De bron
Lezers van de bijbel (de rooms-katholieke versie zoals de Willebrord-vertaling dan, want in de protestantse bijbel ontbreekt dit apocriefe verhaal) herkennen in de beroemde Suzanna wellicht de ‘kuise Suzanna’ uit het dertiende hoofdstuk van het bijbelboek Daniël. Hierin wordt het verhaal verteld van Suzanna die tijdens het baden in de buitenlucht met oneerbare voorstellen wordt benaderd door twee oude rechters. Zij weigert resoluut hetgeen zij met een veroordeling tot de dood moet bekopen. De rechters beschuldigen haar namelijk van overspel met de dichter Daniël. Die laatste is vervolgens wel de reddende engel wanneer hij de beide rechters, kort voor de voltrekking van het vonnis, tot een tegenstrijdig getuigenis weet te verleiden. Suzanne wordt hierdoor ontlast van de beschuldiging terwijl het nu de rechters zijn die de veroordeling tot de doodstraf moeten ondergaan. In het bijbelverhaal is Daniëls optreden tijdens deze gebeurtenis zijn grote doorbraak als profeet. In de roman van Gijsen wordt Suzanna een nationaal symbool van deugdzaamheid.
De roman
De roman vertelt het verhaal vanuit het perspectief van Suzanna’s echtgenoot Joachim, een rijk en bereisd man maar ongelukkig in zijn huwelijk met Suzanna, dat kinderloosheid bleef en mede daardoor een bron van verdriet voor Joachim was. Suzanna’s schoonheid en haar deugdzaamheid maakten haar in zijn beeld ongenaakbaar. In de roman is het onbegrip alom en dat vice versa. Beide omstandigheden, de kinderloosheid en het slechte huwelijk, zijn door Gijsen later ook aangemerkt als biografische elementen voor deze roman.
Het boek opent met een zin die herinnert aan die uit de Nagelaten bekentenis (1894) van Marcellus Emants, Hier: ‘Vandaag hebben wij Suzanna, mijn vrouw, begraven.’ Daar: ’Mijn vrouw is dood en al begraven. Ik ben alleen in huis, alleen met de twee meiden. Dus ben ik weer vrij; maar wat baat me nu die vrijheid?’ Zo’n roman die een terugblik is op een gebeurtenis en die reconstrueert tot het moment van het opschrijven, staat bekend als een roman ‘post rem’, zoals je ook ‘ab ovo’ (vanaf het begin) en ‘in media res’ (een start midden in het verhaal).
Herinnering
Wat ik me nu herinner over mijn waardering van toen zijn de filosofische reflecties van Joachim, zijn gedachten over het leven, over wat het leven zinvol maakt of juist zinloos. Ook zijn kijk op de deugd en de schoonheid fascineerde me: twee abstracties die Joachim maakt uit de concrete verschijning en het handelen van zijn vrouw. Door deze abstracties komt hij tot generalisaties waarvan ik nu zou zeggen dat dit ‘de grote thema’s’ zijn in het verhaal: de verhouding man – vrouw en hoe om te gaan met iets wat moreel onaanvaardbaar is.
Frappant vond ik het te bemerken dat ik bepaalde fragmenten en alinea’s bijna woordelijk herkende. Als iets indruk maakt, doet het dat dus grondig. Ook de verwijzingen naar andere auteurs spraken me weer aan: een citaat van Kloos, van Huygens, het levensmotto van Hadewich (levet scone).
Vlucht
Anders dan toen (ik herinner me het in elk geval niet) stoor ik me nu aan het theatrale van Joachim dat krachteloos is en uitmondt in zelfbeklag en verwijten. Serieuze zelfreflectie ontbreekt (Ik schrijf deze zin tijdens maar onafhankelijk van het toeslagendebat). Nu zou ik zeggen dat hij daar pas reden toe zou mogen hebben als hij echt gepoogd had de vicieuze cirkel van het verwijt te doorbreken. Maar zo’n poging lees ik nergens. Dat je soms moet ‘vechten voor je huwelijk’ komt kennelijk niet in hem op. Hij, Joachim, gaat liever op reis; noem het op de vlucht.
Anno 2021 leven we in een tijd van internet en mediagekte. Suzanna’s weigering om met de rechters die haar wilden bezitten, te onderhandelen (zoals Joachim haar zou hebben aanbevolen), haar volstrekte deugdzaamheid, zou haar anno nu een tournee langs alle talkshows, tot Oprah Winfrey toe, hebben bezorgd. Zij zou het in de context van Gijsens boek inderdaad gedaan hebben, zoals ze daar stad en land afreist om haar verhaal te vertellen. Gijsen heeft dit in het pre-internettijdperk (Oudheid én 1946) goed gezien.
De tand des tijds
Gijsens boek is uit 1946 en dat is te merken. Aan de spelling, aan de woordkeus, aan de zinsbouw soms ook. Verouderd, maar bij herhaling ook wel charmant en zeker niet storend.
Ook de verheven, afstandelijke, beschouwende manier van schrijven doet wat verouderd aan al past die wel goed bij de verkilde Joachim, de man die zichzelf heeft opgesloten in zijn verdriet, die niet kiest voor het cynisme maar wel voor grote afstand tot zijn gevoelens. Hij noemt die wel maar lijkt ze niet echt te beleven. Wellicht hoort dit ook bij de tijd waarin Gijsen schreef. Hij is min of meer van de generatie volgend op schrijvers als Elsschot en Nescio en, naar ik vermoed, beïnvloed door hun zakelijke schrijfstijl. Maar hier is ook sprake van een persoonlijke trek, van een karaktereigenschap van de schrijver zelf. Het heeft hem twee huwelijken gekost. Ik weet dit uit zijn boek Biecht van een heiden uit 1971.
Ik herinner me niet dat ik 52 jaar geleden erg veel belangstelling had voor de psychologische aspecten van het huwelijksconflict tussen Joachim en Suzanna. Toch bleek die er toen wel te zijn! In januari 1974 leverde ik de scriptie in die ik samen met een studiegenoot schreef voor ons MO-B-examen Nederlandse taal en Letterkunde. In deze scriptie analyseerden we de roman van Gijsen en vergeleken we de drie reacties erop met het boek en met elkaar. En ja, daarin komt het huwelijksconflict wel degelijk aan de orde, al waren het vooral roman-analytische aspecten die we bestudeerden.
(Het was trouwens interessant om ook die scriptie na 47 jaar terug te lezen. En je te generen over de spelfouten die erin zaten….)
Conclusie
Wat leer ik nu van dit herlezen?
- Het was erg leuk om te doen. Er was plezier in het lezen. Het maakte me ook nieuwsgierig en zelfs een beetje bang een illusie te verliezen.
- Tijdens het lezen was er, ook na 52 jaar, herkenning van bepaalde passages. Zo werkt dat dus (bij mij).
- Mijn geheugen schoot tekort in het herinneren van de kernpunten van mijn belangstelling van toen.
- Je leest de roman met de bril op van nu. Dit betekent andere associaties, eigentijdse die terug geprojecteerd worden in de tijd (de tournee). En natuurlijk een andere opvatting over de manier waarop Joachim met de situatie en zijn eigen rol daarin omgaat.
Tot slot, ben ik een illusie armer? Nee, geenszins. Het was een aangenaam genoegen.
Pingback:Een verzwegen dochter van W.F. Hermans? – Blij met een boek