Het tegenovergestelde van een mens

Het tegenovergestelde van een mens

Wie op de omslag van zijn* boek aangeeft dat het een ROMAN is, doet dat niet zo maar. Het helpt niet alleen de boekhandelaar het boek in de juiste kast te zetten. Het zet ook niet alleen de potentiële koper/lezer op het spoor van het genre ‘roman’. De aanduiding heeft vooraleerst een boemerangeffect op de auteur zelf. Het boek zal namelijk beoordeeld worden op de vraag: is de roman als roman geslaagd? Hier antwoord op geven, levert in het geval van Het tegenovergestelde van een mens van Lieke Marsman een even lastig als intrigerend dilemma op.

Genre-doorbrekend?

Ik heb dit opstapje nodig omdat ik in verschillende lovende recensies lees dat Marsman in Het tegenovergestelde van een mensspeelt met de grenzen tussen gangbare genres als proza, poëzie en essay. 

Inderdaad, het boek is opgebouwd uit overwegende korte hoofdstukken die zich nu eens laten lezen als bouwstenen van een verhaal, dan weer als poëzie en op andere momenten puur als essay. Ook las ik aforistische fragmenten die ik associeerde met de Pensées van Blaise Pascal, de bekende zeventiende-eeuwse Franse filosoof die ook ergens in de roman wordt genoemd. Maar is het boek ook genre-doorbrekend? Of gaat dit oordeel voorbij aan de aanduiding ‘roman’ op de omslag en op de titelpagina?

Ik kom hier nog op terug. Eerst even over het verhaal (indachtig de universele erkenning dat een (goede) roman allereerst een (goed) verhaal is).

Ida

Het tegenovergestelde van een mens is een roman dus. Fictie. En Ida, de hoofdpersoon in het verhaal, is niet Lieke Marsman maar een romanpersonage. Ida is een net afgestudeerde vrouw van 29 jaar die niet zo goed weet hoe het nu verder moet. 

Uit de terugblikken op haar jeugd kunnen we afleiden dat ze niet zo heel veel aan wereldbeschouwing of religie heeft meegekregen en in elk geval geen vertrouwen in de medemens, die door haar moeder als ‘door en door slecht’ wordt gekwalificeerd. 

Op het relationele vlak verlopen zaken niet vanzelf. Ida komt uit de kast en begint een verhouding met de ambitieuze Robin. Deze relatie gaat op de achtergrond vergezeld van filosofische reflecties over het verschil tussen homoseksualiteit en heteroseksualiteit voor de maatschappelijke aanvaarding van je identiteit.

Terwijl promovenda Robin moeiteloos switcht tussen wetenschappelijke conferenties en allerlei vergaderingen van maatschappelijke organisaties, draait Ida navelstaarderig rondjes in haar kamer. Als ze een advertentie leest voor een stageplaats bij een klimaatonderzoek-instituut in Noord-Italië neemt ze die met beide handen aan. Tijdens een bezoek maakt Robin een einde aan de relatie.

Ida is een filosofisch typetje. Ze denkt niet alleen na over de maatschappelijke rol van seksualiteit voor de beleving van je identiteit, als klimaatwetenschapper is ze ook bezig met de vraag hoe het verder moet met de klimaatcrisis en wat dit betekent voor de rol die de mens daarin voor zichzelf ziet weggelegd. Het nadenken daarover krijg vorm in essayistische hoofdstukken waarin ook expliciet allerlei wetenschappelijke en filosofische literatuur wordt aangehaald, met voetnootjes en een lijst van aangehaalde literatuur achter in het boek. De ideeën van Naomi Klein en een beknopte, niet erg precieze filosofische terugblik op de wording van de mens als het zich meester over de aarde voelende subject, stimuleren de lezer tot zelf nadenken en positie kiezen.

Tot zover een beknopte aanduiding van de inhoud.

Geslaagd?

Is Het tegenovergestelde van een mens als roman geslaagd? Ik gaf al aan dat ik dit een lastige alsook uitdagende vraag vind. 

Als ik kijk naar de belangrijkste personages in het boek en naar hun relatie, dan ben ik niet onder de indruk. Staat Ida model voor haar generatie? Zo is het wel bedoeld met die terugblikken op haar jeugd in een Vinex-wijk (ik laat in het midden of dit geen anachronisme is, zoals wel werd opgemerkt) maar het blijft tegelijk wel erg vlak. Ook haar stage komt nauwelijks uit de verf. Oké, ze wordt belast met de minder uitdagende taken daar. Ze figureert vooral als luisteraar van haar begeleider die daardoor de kans krijgt de lezer te informeren over klimaatkwesties. Ida lijkt nauwelijks een relatie aan te gaan met haar onderwerp, behalve als denker. Het is eerder een soort intellectueel dan een existentieel engagement. Het is haar manier van staan in het leven. 

Ook als haar relatie met Robin aan de orde is, lees ik een gebrek aan engagement. Robin is uit ander hout gesneden, (hoewel ik hier naar moet gissen, want deze personage krijgt nauwelijks  een gezicht). Ida’s relatie tot Robin is voor de lezer al van meetaf gedoemd te mislukken. Het gaat vooral over ruzies en jaloezie. Robin verwijt Ida dat ze erg in haar hoofd en altijd maar met zichzelf bezig is. Zo’n ruzie verloopt als volgt:

‘aan jezelf denken is niet hetzelfde als aan reflectie doen. 

‘…’

‘Misschien dat jij ergens in de kelder van je brein aan zelf-reflectie doet, maar dat is allemaal zelfreflectie die het daglicht nooit zal zien.’

‘…’

De poëtische en essayistische hoofdstukken staan los van (het verhaal over) de relatie tussen Robin en Ida. Als Robin vraagt naar de betekenis van een stapel schriften schuift Ida die snel onder het bed. Haar gedachten zijn geen gespreksstof in de verdieping van hun verhouding. Het is precies dit gebaar dat symbolisch is voor de cesuur tussen de romance en de filosofie die maakt dat ook het boek zelf die tweedeling niet overstijgt.

Ida is de hoofdpersoon en is in veel hoofdstukken ook de verteller. Ook de hoofdstukken die aangeduid worden als essayistisch resp. als poëzie, zijn geschreven in de eerste persoon enkelvoud. Dat geldt weer niet voor hoofdstuk 24 dat een wat afwijkende structuur heeft. 

Ik had bij lezing op zich geen probleem met de verschillende tekststijlen. Ik vind het zelfs wel een spannende en gewaagde opzet die op voorhand op mijn sympathie mag rekenen. Maar is Marsman in die opzet ook geslaagd? Wat mij betreft wil het niet echt een eenheid worden, ook niet in en door de poëtische catastrofe aan het slot.

En toch.

Terwijl ik zo mijn aarzelingen heb bij het boek als roman, heb ik het wel met veel plezier gelezen. Lieke Marsman begon haar schrijversloopbaan met een veelgeprezen en bekroonde poëziebundel. Dat ze een uitstekende styliste is, is goed te merken en dat staat wat mij betreft buiten kijf. 

Ik heb genoten van het gemak waarin ze in de essayistische passages de verschillende argumentatieve posities neerzet. Heel knap. 

Ik moest hierbij denken aan, ook vaak als essayistisch omschreven, passages in Connie Palmen’s De vriendschap. Grappig, deze passages werden Palmen vaak verweten als ontrouw aan het genre ‘roman’, als een ontsporing dus. Als ik enkele recensenten van Marsman’s boek goed interpreteer, ontvangt zij juist lof voor dit ‘irrelevant maken van genrescheidingen’ (Thomas de Veen in NRC Handelsblad, zie ook de omslag van het boek). Wat is er in de tussenliggende tijd gebeurd?

De mooiste zin in het boek staat voor mij op pagina 151: 

‘Als dieren bewustzijn hebben, kunnen ze dan ook aan het stockholmsyndroom lijden?’ 

Wat een prachtige vondst!

Dit blog verscheen op 4 november 2020 op harmklifman.nl

Het tegenovergestelde van een mens

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *